Nieuws

Grasopname in de wei bepalen

Gepubliceerd op
10 oktober 2019

Goed weiden draait om een zo hoog mogelijke grasopname. Het meten of schatten van de opname in de wei is echter niet eenvoudig. In dit nieuwsbericht staan de voor- en nadelen op een rij van drie methoden die in Amazing Grazing zijn gebruikt.

Klassieke methoden

De meest directe manier om de grasopname te bepalen is het meten van de grasopbrengst bij in- en uitscharen. Het verschil in de hoeveelheid gras tussen in- en uitscharen is dan opgenomen door de koppel grazende koeien. Bij deze methode wordt de grashoeveelheid gemeten door het uitmaaien van stroken gras met een speciale kleine maaier. Het uitmaaien van stroken is echter een tijdrovende klus. Daarom worden als alternatief ook grashoogtemeters gebruikt. Dat gaat een stuk sneller, is dus goedkoper, maar minder nauwkeurig. Deze klassieke methoden werken vooral goed bij een korte beweidingsduur zoals stripgrazen.

Gouden standaard

Ruim dertig jaar geleden is een nieuwe methode ontwikkeld om op een slimme manier de grasopname van weidende dieren te meten. De zogenaamde n-alkanen methode maakt gebruik van de aanwezigheid van lange onverteerbare koolstofketens die in de waslaag van gras zitten. In gras komen van nature n-alkanen voor met een oneven aantal koolstofatomen (C25, C27, C29, C31, C33, C35) en nagenoeg geen n-alkanen met een even aantal C-atomen. Bij deze methode krijgen koeien speciaal krachtvoer met een bekende hoeveelheid n-alkanen met een even aantal C atomen (C32). De grasopname wordt vervolgens berekend aan de hand van de verhouding tussen C32 en C33 in mest, en de gehalten aan C32 en C33 in weidegras, krachtvoer en overige bijvoeding. De n-alkanen methode is geschikt om de grasopname van individuele dieren te meten, maar is een bewerkelijke en dure aanpak die alleen voor onderzoeksdoeleinden verantwoord is.

Praktijk

De eenvoudigste manier is het schatten van de grasopname als restpost van de VEM-behoefte minus de VEM-opname uit bijvoeding. De totale VEM-behoefte is de som van de behoeften voor melkproductie, onderhoud, dracht, en toeslagen voor jeugdgroei, fysieke activiteit en weidegang. Als de VEM-opname uit voedermiddelen zoals krachtvoer, kuilvoer en bijproducten bekend is, kan de VEM-opname uit weidegras eenvoudig berekend worden als het verschil tussen de totale VEM-behoefte en de VEM-opname uit bijvoeding. Tot slot wordt de VEM-opname uit weidegras gedeeld door het VEM-gehalte van weidegras, en is de opname in kg droge stof bekend. Deze methode is vooral geschikt voor de schatting van de opname voor een hele koppel en een compleet seizoen. Daarom wordt deze methode ook toegepast in de KringloopWijzer en bij berekeningen van het CBS over de jaarlijkse grasopname van de gehele Nederlandse veestapel.

Meetweken

In 2016 en 2017 zijn op Dairy Campus drie intensieve meetweken uitgevoerd waarin de individuele opname met n-alkanen is gemeten. Gemiddeld namen de melkkoeien 5,5 kg droge stof per dag op, met een variatie van drie tot zeven kg droge stof per dag. De opname berekend uit de grashoogtemetingen lag gemiddeld 35% lager dan de berekening volgens de n-alkanen. Bovendien was de spreiding wat groter; van 1,5 tot 6,5 kg droge stof per dag. De opname, berekend uit de energiebehoefte liet een beter beeld zien, met een gemiddelde overschatting van de opname van slechts 3% ten opzichte van de n-alkanen methode met een relatief kleine spreiding (zie bijgevoegde figuur).

Samenvattend overzicht van methoden voor bepalen grasopname
Samenvattend overzicht van methoden voor bepalen grasopname
Vergelijking van de grasopname in de weide, berekend met behulp van grashoogtemetingen, energiedekking en n-alkanen. De metingen zijn uitgevoerd gedurende zes meetweken in 2016 en 2017 bij stripgrazen en roterend standweiden.
Vergelijking van de grasopname in de weide, berekend met behulp van grashoogtemetingen, energiedekking en n-alkanen. De metingen zijn uitgevoerd gedurende zes meetweken in 2016 en 2017 bij stripgrazen en roterend standweiden.