Nieuws

Bemonster drijfmest voor een passende bemesting maïspercelen

Gepubliceerd op
2 april 2020

Om maïspercelen scherper op de behoeftenorm te bemesten is een mestmonster zinvol, adviseren de leden van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV). Er zit namelijk veel verschil in de gehalten van verschillende partijen drijfmest.

Mais passend bemesten

Voor de bemesting van de maïspercelen loont het om vooraf nog een apart mestmonster te nemen. Meer mest geven dan de behoefte is op maïs zonde. De extra N uit mest resulteert niet in een hoger eiwitgehalte zoals bij gras. Wel leidt het tot een hoger bodemoverschot en meer risico op nitraatuitspoeling. De Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) adviseert om mais te bemesten naar behoefte en de uitgespaarde mest op grasland te gebruiken.

Grote spreiding in gehalten

In de praktijk zien we grote verschillen in gehalten van drijfmest tussen bedrijven, maar ook tussen verschillende opslagen op een bedrijf. Hierbij speelt de diergroep en het rantsoen een grote rol evenals de hoeveelheid spoelwater die in een mestput komt. Juist bij de maislandbemesting, waar alle dierlijke mest er in één keer op komt, is het belangrijk risico’s te beperken en te weten welke kwaliteit mest je gebruikt. Dan is het ook ‘makkelijker’ om wat scherper op de norm te bemesten. Je weet dan wat je doet.

Neem een representatief monster

Voor een representatief mestmonster dient de mestopslag goed gemixt te worden. Een monsteruitslag heeft anders weinig waarde. Neem na het mixen een paar monsters die u in een emmer verzamelt. Daaruit neemt u één mengmonster dat u laat analyseren. Houdt er rekening mee dat het ongeveer een week duurt voor het analyseverslag bekend is. En werk veilig!

Uitslag geeft beeld van bemonstering

De onderlinge verhouding van de gehalten in de mest op het analyseverslag geeft een indicatie of het monster representatief is voor de hele partij. Is vooral de dikke drijflaag bemonsterd, dan is het droge stofgehalte en organische stofgehalte hoog, evenals de Norg en het fosfaatgehalte. De N-NH3 is daarentegen in verhouding laag. Is  met name het dunne deel onder uit de kelder  bemonsterd, dan is dit juist andersom en zie je meestal ook een hoger kali gehalte.

Met de werkingscoëfficiënten zoals vermeld in tabel 1-11 van de Adviesbasis Bemesting kan uitgerekend worden hoeveel N-werking er verwacht mag worden per ton toegediende drijfmest.