Nieuws

Draagkracht en T-som bepalend voor bemesting in het voorjaar

Gepubliceerd op
12 februari 2024

Bij natte omstandigheden is het advies te wachten met toedienen van dierlijke mest totdat de draagkracht voldoende is, om netjes te kunnen werken en insporing te voorkomen. En wacht met kunstmest strooien voor een maaisnede tot T-som 350-400, ongeacht het type N-meststof. Overweeg daarnaast in extreme situaties, eerst kunstmest en dan dierlijke mest toe te dienen. Deze vuistregels zorgen bij elke N-gebruiksnorm, voor een optimale N-verdeling over het seizoen.

Mestdilemma’s

De mestputten zijn vol, tegelijk zijn veel percelen nat. Ook zijn er percelen waar nog teveel (herfst) gras staat om dierlijke mest toe te dienen. Wat te doen en wat betekent dat voor de kunstmestbemesting? Zeker nu er ook dit jaar (net als laatste jaren) weinig winter is en de temperatuursom steeds vroeger wordt bereikt? Dat vraagt om geduld en kritisch kijken.

Dierlijke mesttoediening

Vroeg dierlijke mest toedienen geeft de hoogste stikstofwerking en daarmee de hoogste stikstofbenutting op jaarbasis. Daarnaast voorziet dierlijke mest voor een belangrijk deel in de behoefte aan fosfor (P), kalium (K) en zwavel (S) en spoorelementen. Om een hoge stikstofbenutting uit mest te realiseren dient de mest netjes te worden toegediend. Ook moet de bodem geschikt zijn om te bemesten. Natte percelen hebben weinig draagkracht. Dat geeft extra insporing en verdichting. Dat blijf je het hele seizoen zien. Bovendien ligt in de wielsporen de mest vaak bovenop in plaats van in de sleuf. Bij zodenbemesting moet de mest volledig in de sleuf passen, zonder boven het maaiveld uit te komen en het gras langs de sleufrand te besmeuren. Want dat zou tot meer ammoniakverlies leiden en dus minder beschikbare stikstof voor het gras. Bij sleepvoeten op veen en klei is het zaak om vooral een smal strookje te realiseren met de 50% verdunde mest voor weinig besmeuring.

IMG_0701.JPG Strook3_1.JPG

Een net werkresultaat bij sleepvoeten (links) en zodenbemesten (rechts).

Wat te doen in een nat voorjaar

Vaak zijn er percelen op een bedrijf, zeker op zandgrond, die sneller opdrogen en eerder geschikt zijn om te bemesten. Begin met deze percelen en wacht met de rest tot later in maart. Steeds vaker is het mogelijk om gebruik te maken van een sleepslangensysteem bij zodenbemesting. Ook dan geldt het netjes toedienen van mest. Beperk in het algemeen de gift tot 25-30 m³/ha voor maaipercelen en tot ongeveer 20 m³/ha voor weidepercelen.

Soms duurt het opdrogen van de percelen voor voldoende draagkracht zo lang, dat er al een halve weidesnede staat. Op dat moment bemesten leidt tot besmeuring en het doorsnijden van gras. Beter is het om deze percelen eerst te beweiden of te maaien en dan te bemesten. Dat geldt ook voor percelen met veel najaarsgras. Is de mestopslagcapaciteit niet toereikend tot de tweede snede, bemest dan een beperkt aantal percelen (met de meeste draagkracht) zodat er weer wat opslagcapaciteit beschikbaar komt. Bemest de overige percelen dan vanaf de tweede snede.

De kunstmestbemesting

Het advies is om voor een weidesnede rond T-som 300 te bemesten en voor een maaisnede rond T-som 350-400. Dat geeft de hoogste stikstofbenutting en dus het meeste eiwit in gras. Voor de eerste snede hebben meststoffen met een hoog aandeel ammoniumstikstof de voorkeur. Deze zijn minder uitspoelingsgevoelig dan meststoffen met 50% nitraatstikstof (zoals kas). Ook voor ammoniakale meststoffen volg het T-som advies voor de hoogste N-benutting, want onder natte omstandigheden treden toch enige uitspoelingsverliezen op. (Download factsheet: Benut N-meststoffen optimaal te beginnen in het voorjaar

Afstemming mest en kunstmest

Bij te weinig draagkracht kan eerst de kunstmestbemesting plaatsvinden. Ook dan geldt dat percelen voldoende moeten zijn opgedroogd en goed berijdbaar zijn om te strooien. Houd wel rekening met mogelijke toediening van dierlijke mest voor de 1e snede. Als dat niet het geval is, dan kan eventueel ook stikstofdeling worden toegepast voor een maaisnede. Geef dan 1/3 van de gift rond T-som 200 en 2/3 rond T-som 400.

Let bij de bemesting op de mogelijk gewijzigde N-gebruiksnormen (Tabel 1), afhankelijk van de ligging van het perceel: in een nutriënt verontreinigd gebied of grondwaterbeschermingsgebied in een NV-gebied. De bemestingsadviesbasis (zie tabel 2.8 op pagina 58 van de bemestingsadviesbasis) geeft aan hoe de stikstofbemesting het beste is te verdelen over het seizoen, gekoppeld aan de snedezwaarte. Is de N-jaargift lager dan vorig seizoen, kijk dan een paar regels lager in de tabel. De verdelingstabel zorgt ervoor dat er ook later in het seizoen nog stikstof beschikbaar is voor het gras.

Tips

  • Denk aan de zwavelbemesting zeker op zandgrond
  • Indien dierlijke mest voor de eerste snede niet mogelijk is, dan is op zandgrond een kali aanvulling vaak nodig
  • Neem een mestmonster