
Nieuws
Extra aandacht voor bemesting 2e snede!
Het groeiseizoen 2025 heeft een goede start gemaakt. De 1e snede is in veel gevallen net geoogst. Nu komt het erop aan om binnen de beperkte mogelijkheden voor dierlijke mest en kunstmest, voor de 2e en volgende snede(s) slim te bemesten. Zéker in de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden). We zetten de adviezen op een rijtje.
Maximaal drijfmest 1e helft groeiseizoen
De hoeveelheid N uit dierlijke mest die een bedrijf mag inzetten bedraagt 200 kg N/ha uit mest. In de NV-gebieden, Grondwaterbeschermingsgebied of Natura-2000 gebied is dat respectievelijk 190 en 170 kg (het niveau dat volgend jaar voor alle bedrijven geldt.) Het aandeel weiden maakt daarbij verschil voor hoeveel mest er in de put beschikbaar is voor daadwerkelijke toediening.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat na een gift voor de eerste snede van 25 m3 voor een maaisnede of 15 m3 voor een weidesnede, voor de 2e snede en latere sneden nog maar beperkt mest beschikbaar is, vooral op bedrijven die weidegang toepassen. Het advies blijft om zoveel mogelijk drijfmest de 1e helft van het groeiseizoen te bemesten, om zo optimaal te kunnen profiteren van de nawerking. (zie presentatie themadag 2023: Hoe mest verdelen, Wim Bussink)
Mest na eerste snede
Bemest percelen waar nog geen drijfmest is opgebracht, het eerst. Beperk op de andere percelen de mestgift tot ongeveer 15 m3/ha en dien bij voorkeur deze toe voor een maaisnede. Streef ernaar om alle dierlijke mest vóór 1 juli te hebben toegediend, dat geeft de hoogste N-werking op jaarbasis.
Juist nu mestbeschikbaarheid lager is dan voorheen, is het van groot belang dat deze netjes wordt toegediend. Dat betekent dat alle mest in de sleuf zit en er geen besmeuring van gras is. Een slecht werkresultaat betekent én een slechtere N-werking én minder grasgroei (mede door besmeuring). Dien alleen mest toe als de grond geschikt is en er nette sleuven kunnen worden gemaakt, zodat de mest niet op de grond ligt. Bij sleepvoeten is het van belang dat de mestgift inclusief verdunning beneden de 25 m3 blijft, dat geeft smalle mestbanen en de minste bedekkingsschade. Het beste resultaat wordt bereikt op recent gemaaid grasland.
Stikstof na de eerste snede
In de NV-gebieden is de N-gebruiksnorm met 20% gekort. Van zand tot klei variëren de N-gebruiksnormen tussen 200 en 308, zie tabel 2. Op zandgronden met beweiding mag nog 200 kg N/ha worden bemest. Bij ongeveer 75 N-werkzaam uit mest voor de situatie met beweiden, is er nog ruimte voor maximaal 125 kg N per ha uit kunstmest. Bij alleen maaien op veengrond mag 240 kg N/ha worden bemest. Bij ongeveer 100 kg N/ha werkzaam uit mest is er dan nog ruimte voor 140 kg N uit kunstmest.
Voor de bemesting betekent dit in aanvulling op de dierlijke mestgift, kleine aanvullende kunstmestgiften vanaf de 2e snede. In tabel 3 is een voorbeeld gegeven met een drijfmestgift voor de 1e en 3e snede. Vanaf de 3e snede betekent dit kunstmestgiften van afgerond 15 kg N per snede. Dat vereist een goed afgestelde strooier en/of meststof met een lager N-gehalte. Bij de hogere gebruiksnormen is dat ongeveer 6 en 12 kg N per snede meer. Aangeraden wordt om wel elke keer te strooien, om de groei erin te houden en roest minder kans te geven.
Veehouders in NV-gebieden willen juist graag een geslaagde 1e en 2e snede, met een hogere bemesting van de 1e snede. Dat betekent in de praktijk dat uitgegaan kan worden van 5 sneden, waarbij de bemesting van de laatste snede bij de eerste is gevoegd. Zo kom je aan ongeveer 90 kg N per ha voor de 1e maaisnede. Zie tabel 3a.
Zowel bij omweiden als standweiden ligt het advies voor volgende sneden, na dierlijke mest in eerdere sneden, vaak niet hoger dan 25-30 kg N/ha, wat neer zou komen op 75-100 kg KAS/ha. Voor een gerichter advies kijk in de adviestabellen van de adviesbasis (zie paragraaf 2.1.2 Grasland zonder Klaver: Stikstof) naar de bemestingsschema’s Nieuw Nederlands Weiden.
Gras/klaver voor meer eiwit van eigen land
Overweeg, op zand en kleigrond, gras/klaver op een deel van de percelen bij een N-jaargift van 200 kg N per ha of lager, om zo later in het seizoen wat meer opbrengst en eiwit van eigen land te verkrijgen. Sommige bedrijven hebben een groot verschil in NLV tussen percelen. Deel percelen dan in maximaal 3 groepen met verschillende NLV-klassen, bijvoorbeeld < 140, 140-180 en> 180 en geef de laagste klassen 5 kg N/ha extra per snede en de hoogste 5 kg minder.
Tips:
- Gebruik na de eerste snede bij voorkeur meststoffen die ammonium en nitraat bevatten, zoals KAS.
- Wanneer in de 1e snede geen zwavel bemest kon worden op zandgrond, doe dat dan wel voor de 2e snede. Dat geeft de hoogste opbrengst.