Nieuws

Minder subklinische slepende melkziekte goed voor melkeiwit en emissies

Gepubliceerd op
10 april 2012

De melkkoeien van Koeien & Kansen-veehouder Guido van Hoven willen graag melk geven.

Sinds een jaar meet Guido met de Herdnavigator van Delaval van alle koeien tot 60 dagen in de lactatie de ketonlichaampjes in de melk. Dit is een maat voor slepende melkziekte. Tot een half jaar geleden had volgens de melkanalyses 30 – 40 % van de koeien last van een subklinische slepende melkziekte, zonder uiterlijke verschijnselen, en zonder productiederving. Toch nam Guido deze analyses serieus. Door diverse veranderingen daalde het aantal ketose-attenties naar 5 %. Gelijktijdig steeg het tankmelkeiwitgehalte naar 3,60 %. Ook de voerefficiëntie steeg, waardoor de methaanemissie daalde.

De eerste verandering was uiteraard een nieuwe snijmaïskuil. Deze was van een maïsras met een betere celwandverteerbaarheid. Dit resulteerde meteen in wat meer melk bij de koeien. Hierna heeft Guido de krachtvoerverstrekking aangepast. Hij bouwt het productievoer nu in drie weken op in plaats van voorheen in vijf weken. Daar staat tegenover dat de eiwitcorrectie wat trager gaat. Ook het totaal aan krachtvoer voor de zeer hoogproductieve dieren is nu iets hoger. Al met al daalde het aantal ketose-attenties hierdoor naar minder dan 5 %. En dat dat effect heeft blijkt uit het tankmelkeiwitgehalte. Bij van Hoven is dat nu al een langere periode 3,60 %.

Bekend is dat het melkeiwitgehalte van ketosekoeien (of koeien die er naar neigen) sterk daalt. En omdat deze koeien vaak de meeste melk geven, trekken ze ook het gemiddelde eiwitgehalte omlaag. Een betere productie én betere gehalten, betekenen meer meetmelk per kg droge stof voer en dus een betere voerefficiëntie. Dit resulteert bovendien in een lagere methaanemissie. Guido verwacht dat de rantsoenveranderingen op langere termijn ook positieve resultaten gaan geven op andere zaken zoals vruchtbaarheid.