Nieuws

Aandacht voor en slim gebruik van nieuwe mestproducten

Gepubliceerd op
6 maart 2025

Door innovaties, moderne technieken en/of stalaanpassingen komen er via mestbewerking diverse ‘nieuwe mestproducten’ beschikbaar in de landbouwsector. Hoe werken deze en hoe kunt je ze zo optimaal mogelijk inzetten? Het doel van deze aanpassingen en technieken is om de uitstoot van ammoniak te verminderen.

Deze nieuwe mestproducten verschillen sterk in samenstelling en kunnen zowel dik, dun als geheel vloeibaar zijn. De werking van deze producten is voor veel ondernemers nog vrij onbekend. Om er echt voordeel uit te halen, is het belangrijk om goed na te denken over de inzet en de aanwending ervan. Verkeerd gebruik kan de ammoniakemissie namelijk aanzienlijk doen toenemen, waardoor het nettorendement negatief kan uitpakken.

Dunne producten

Bij dunne producten gaat het om gier die ontstaat na mestscheiding, en ook om producten die ontstaan na mestbewerking, zoals de dunne fracties mineralenconcentraat, ammoniumsulfaat en/of ammoniumnitraat. Ammoniumsulfaat komt vaak voor uit luchtwassers (spuiloog) en komt vrij bij meststrippen, waarbij ammoniak wordt afvangen met behulp van zwavelzuur. Bij strippen met salpeterzuur ontstaat een ander product, namelijk ammoniumnitraat. Dit is, in tegenstelling tot ammoniumsulfaat, volledig vrij van zwavel.


Het inzetten van ammoniumsulfaat heeft risico’s met betrekking tot zwavel. Niet ieder perceel is namelijk zwavelbehoeftig, waardoor er snel een overschot kan ontstaan. Dit is nog niet direct belemmerend voor het gewas, maar kan wel schadelijk zijn voor de gezondheid van melkvee. Te hoge concentraties aan zwavel in het rantsoen kunnen tot gezondheidsproblemen leiden. Bij 100% strippen van mest met zwavelzuur en het inzetten van deze hoeveelheid op eigen bedrijf kan snel leiden toe een dubbele concentratie zwavel in het ruwvoer, vooral in gras.


Mineralenconcentraat bevat naast relatief veel stikstof ook nog een forse concentratie aan Kalium. Fosfaat is minimaal aanwezig en de organische stof is laag. In het voorjaar kan dit product naast een beperkte drijfmest toediening, kansen bieden, waarbij goed naar de kaliumdekking gekeken moet worden. De effectiviteit van dergelijke producten hangt vooral af van de gewasbehoefte en het aanbod aan nutriënten, zowel in de hoeveelheid als in snelheid van vrijkomen en benutting. Wintertarwe en aardappelen kunnen hier goed mee overweg, maar snijmais kan beter later in het seizoen worden voorzien van deze dunne meststof. De hoge mate aan snelle stikstof kan mogelijk tot een mindere benutting leiden als het te vroeg toegediend wordt.

Stikstofwerking

Dunne producten die via meststrippers vrijkomen bevatten een relatief lage pH. Daarom zijn ze weinig gevoelig voor emissie bij aanwending. Als ze echter gemengd worden met drijfmest en in een sleufje of zelfs op de grond worden toegediend, verandert het relatief zure product snel in een basisch product door de vermenging met basische drijfmest. Dit maakt het geheel juist extra gevoelig wordt voor emissies, waardoor de winst van het strippen volledig verloren kan gaan bij de aanwending. Dit effect is nog sterker op kalkrijke gronden als je het dunne product apart toedient.

Toediening

De meeste dunne producten hebben een dierlijke oorsprong en vallen volgens de mestwet nog steeds onder een ‘dierlijk’ product. Om die reden is de aanwending ook aangewezen via emissiearme aanwending. Ook bij mineralenconcentraat is het advies om deze afzonderlijk aan te wenden, net zoals de producten die bij meststrippen vrijkomen. Aangezien de giften per hectare aanzienlijk lager zijn (<1-10 ton/ha), zijn de meeste bestaande technieken ongeschikt voor aanwending. Beste technieken voor het aanwenden van deze producten zijn, naast de spaakwielbemester, aangepaste bemesters die een verdeling van enkele tot ruim 10 ton per hectare wel mogelijk maken. Helaas vraagt dit wel een extra investering in bijkomende apparatuur om de meststoffen optimaal tot hun recht te laten komen.

    Over de KringloopWijzer

    De KringloopWijzer geeft de melkveehouder inzicht in zijn milieu- en klimaatprestaties op zijn bedrijf, waardoor hij/zij nog beter kan sturen op de benutting van mineralen. De rekenregels van deze tool zijn wetenschappelijk onderbouwd en de ontwikkeling ervan wordt gefinancierd door het ministerie van LNV en ZuivelNL. Het beheer van de Centrale Database van de KringloopWijzer ligt bij ZuivelNL.