Nieuws

Minder excretie stikstof en fosfaat bij Koeien en Kansen dan forfaits

Gepubliceerd op
10 juni 2025

De melkveebedrijven die deelnemen aan Koeien & Kansen hebben in 2024 gemiddeld minder stikstof en fosfaat geproduceerd dan de wettelijke forfaitaire normen. De stikstofexcretie lag gemiddeld 3% lager, terwijl de fosfaatexcretie zelfs 15% lager was. Deze lagere nutriëntenuitstoot leidde tot een besparing van gemiddeld 230 ton mestafvoer per bedrijf.

Mestafvoer: aantrekkelijk om te besparen

Veel melkveehouders zijn verplicht om mest af te voeren. De hoeveelheid af te voeren mest hangt af van de mestproductie en de plaatsingsruimte op het bedrijf. Als er meer mest (in stikstof en fosfaat) wordt geproduceerd dan op het bedrijf geplaatst kan worden, dan is mestafvoer nodig. Via een tabel met forfaire excretie (RVO tabel 6), afhankelijk van melkproductie per koe en ureum, kan een melkveehouder de mestproductie bepalen. Om hier op te kunnen besparen, is de BEX ontwikkeld, onderdeel van de KringloopWijzer. Met BEX kunnen melkveehouders aantonen dat daadwerkelijke excretie lager is dan de forfaitaire excretienormen. In dat geval is minder mestafzet nodig dan volgens de forfaitaire tabel.

Geen mestafvoer, toch relevant

Ook voor bedrijven die geen mest af hoeven te voeren is het zinvol om efficiënt om te gaan met stikstof en fosfaat. En een hogere excretie van stikstof en fosfaat dan het forfait is dan geen probleem, mits deze nutriënten goed benut worden voor gewasgroei, waarbij de ammoniakemissie en het bodemoverschot laag zijn. Een goed voorbeeld is het biologische Koeien & Kansen-bedrijf, nummer 10, dat opvalt doordat het bijna 90% van de eiwitbehoefte uit eigen voer voorziet. Dat is uitzonderlijk hoog percentage.

Minder stikstof dan forfait

Figuur 1 laat zien dat in 2024 op het gemiddelde Koeien en Kansen-bedrijf de stikstofexcretie 3% lager was dan de forfaitaire excretie. Net als in de voorgaande jaren produceerde de veestapel minder stikstof via mest dan op basis van de forfaits verwacht zou worden.

Niet elk bedrijf had echter in 2024 voordeel van BEX-berekening voor stikstof. Elf bedrijven produceerden met BEX wel minder stikstof, terwijl op 4 bedrijven juist een hogere bedrijfsspecifieke excretie noteerden dan de forfaitaire norm. Op bedrijf 12 was deze gelijk aan het forfait. Bedrijf 9 produceerde 14% minder stikstof uit mest bij toepassen van BEX. De Jersey-veestapel op dit bedrijf wist de gevoerde stikstof efficiënt te benutten, onder meer door een rantsoen met gras en graskuil met laag stikstofgehalte, en een hoge meetmelkproductie per kg ds (1,33 kg FPCM/kg ds ten opzichte van 1,21 gemiddeld).

De bedrijven 3 en 10 lieten met BEX juis een hogere stikstofexcretie zien dan op basis van de forfaits. Beide bedrijven voeren meer vers gras en minder maïskuil dan gemiddeld. Bedrijf 3 voert daarnaast meer krachtvoer dan gemiddeld. Ook koopt dit bedrijf natte bijproducten met een hoog RE-gehalte. Het biologische bedrijf 10 voert juist veel minder krachtvoer en geen maïs, waardoor 85% uit van het rantsoen uit grasproducten bestaat. Het bedrijf heeft met de BEX rekenwijze meer stikstofexcretie dan bij het werken met de forfaitaire tabel. Dit is echter geen probleem, omdat het bedrijf geen mest hoeft at te zetten en de stikstof efficiënt benut wordt. De verliezen zijn beperkt en het bedrijf voorziet bijna 90% in zijn eigen eiwitbehoefte.

Figuur 1: Procentueel verschil bedrijfsspecifieke stikstofexcretie ten opzichte van forfaitaire stikstofexcretie voor Koeien & Kansen-bedrijven (lagere bedrijfsspecifieke excretie uitgedrukt als positieve waarde; een negatieve waarde betekent juist een hogere stikstofexcretie dan bepaald volgens het forfait)
Figuur 1: Procentueel verschil bedrijfsspecifieke stikstofexcretie ten opzichte van forfaitaire stikstofexcretie voor Koeien & Kansen-bedrijven (lagere bedrijfsspecifieke excretie uitgedrukt als positieve waarde; een negatieve waarde betekent juist een hogere stikstofexcretie dan bepaald volgens het forfait)

Minder stikstofexcretie per 1000 kg melk

De gemiddelde stikstofexcretie in 2024 op de Koeien en Kansen-bedrijven komt uit op 14,7 kg N/1000 kg melk, Figuur 2 laat dit zien. Daarmee is deze 0,3 kg N/1000 kg melk lager dan in 2023. Voor een klein deel komt deze lagere excretie door de betere benutting van voer. Deze steeg van 1,20 kg FPCM/kg ds in 2023 naar 1,21 kg FPCM/kg ds in 2024. Maar de belangrijkste oozaak was het lagere RE-gehalte in het rantsoen dat in 2024 met 2 gram RE/kg ds daalde ten opzichte van het jaar ervoor. Lees: Koeien en Kansen haalt aangescherpt doel RE in rantsoen

Een BEX-voordeel betekent dat minder mestafvoer nodig is dan bij forfaitair. Voor mestafvoerende bedrijven is streven naar een BEX-voordeel interessant. Maar dat betekent niet dat de excretie dan het laagst is. Want een BEX voordeel wordt afgemeten aan de forfaitaire excretie. Die is afhankelijk van de melkproductie per koe, het uremgehalte en het aandeel jongvee. Gebleken is dat een groot BEX voordeel te halen is bij een hoog ureumgetal en vrij veel jongvee per 10 melkkoeien. De BEX-excretie kan dan al snel lager zijn dan het forfait, maar bedrijven met een laag ureum en weinig jongvee kunnen dan een lagere forfaitare excretie hebben dan het bedrijf met veel BEX-winst en hoog ureum en veel jongvee. Uiteindelijk is het streven bij bedrijven met een mestoverschot om de excretie laag te hebben (via BEX of via forfait), want een lage excretie leidt tot de minste mestafzet en minder ammoniakemissie.

Figuur 2: Gemiddelde BEX excretie stikstof Koeien en Kansen 2019-2024 (kg N per 1000 kg melk)
Figuur 2: Gemiddelde BEX excretie stikstof Koeien en Kansen 2019-2024 (kg N per 1000 kg melk)

Minder groot verschil fosfaatexcretie

De afgelopen jaren was de fosfaatexcretie die met BEX wordt berekend op de Koeien en Kansen-bedrijven fors lager dan berekend met forfaits. In 2022 was de BEX-excretie gemiddeld zelfs 20% lager. In 2024 is het verschil wat afgenomen naar 15%, maar dit is gemiddeld nog steeds fors lager dan het forfait. Figuur 3 laat dit zien. Bijna alle bedrijven halen in 2024 met BEX een lagere fosfaatexcretie dan met forfaits. Alleen bedrijf 10 heeft in 2024 voor het eerst met BEX een hogere fosfaatexcretie dan het forfait. In 2022 en 2023 had ook dit bedrijf nog een lagere fosfaatexcretie met BEX. De BEX-excretie op bedrijf 10 steeg in 2024 ten opzichte van het jaar ervoor omdat er per kg droge stof minder melk werd geproduceerd (0,84 kg FPCM/kg ds in 2024 ten opzichte van 0,90 kg FPCM/kg ds in 2023) en omdat de P-gehalten in vers gras en krachtvoer in 2024 beiden 0,3 gram P/kg ds hoger waren dan in het jaar ervoor.

Figuur 3: Procentueel verschil bedrijfsspecifieke fosfaatexcretie ten opzichte van forfaitaire fosfaatexcretie voor Koeien & Kansen-bedrijven (lagere bedrijfsspecifieke excretie uitgedrukt als positieve waarde)
Figuur 3: Procentueel verschil bedrijfsspecifieke fosfaatexcretie ten opzichte van forfaitaire fosfaatexcretie voor Koeien & Kansen-bedrijven (lagere bedrijfsspecifieke excretie uitgedrukt als positieve waarde)

Besparing mestafvoer

Figuur 4 laat zien dat door gebruik te maken van BEX een gemiddeld Koeien en Kansen-bedrijf in 2024 bijna 1230 ton mest moet afvoeren. Bij toepassen van de forfaitaire productienormen zou dit bijna 1460 ton zijn geweest. De lagere excreties bij toepassen van BEX leveren dus een gemiddelde besparing van 230 ton mestafvoer op. De meeste bedrijven hebben in 2024 voordeel bij BEX (11 bedrijven). 2 bedrijven hoeven minder mest af te voeren als ze gebruik maken van forfaitaire normen, al is het verschil met BEX op de bedrijven 3 en 15 niet groot. 3 bedrijven (7, 10 en 12) hoeven geen mest af te voeren, ongeacht of ze BEX of forfaitaire normen toepassen.

Figuur 4: Verplichte mestafvoer op Koeien & Kansen-bedrijven in 2024 bij toepassen forfaitaire productienormen en bij bedrijfsspecifieke berekening excretie met KringloopWijzer (weergave in tonnen mest bij een standaardgehalte van 4 kg N per ton en 1.5 kg P2O5 per ton).
Figuur 4: Verplichte mestafvoer op Koeien & Kansen-bedrijven in 2024 bij toepassen forfaitaire productienormen en bij bedrijfsspecifieke berekening excretie met KringloopWijzer (weergave in tonnen mest bij een standaardgehalte van 4 kg N per ton en 1.5 kg P2O5 per ton).

Stikstof vaak beperkend

Op de bedrijven die mest moeten afvoeren is bij bijna alle bedrijven stikstof de beperkende factor. Op deze bedrijven moet op basis van stikstof meer mest afgevoerd worden dan op basis van fosfaat. Alleen op het bedrijf 3, dat gebruikt maakt van forfaitaire normen, is fosfaat de beperkende factor. Bij de forfaitaire normen moet dit bedrijf bij de berekende fosfaatproductie 820 ton mest afvoeren, terwijl het bij de forfaitair berekende stikstofproductie slechts 584 ton mest moet afvoeren. De lage forfaitaire stikstofproductie op dit bedrijf komt door een laag ureumgehalte in de melk van 15 mg/100 gram.

Vanaf 2025 zijn de forfaitaire excretienormen voor stikstof verlaagd. De kans bestaat dat fosfaat op meer bedrijven de beperkende factor voor mestafvoer gaat worden in 2025. Goed letten op de fosforvoeding blijft voor deze bedrijven daarom zinvol. om afvoer van drijfmest te beperken. Echter door afbouw van derogatie met steeds minder plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest zal stikstof in de toekomst vaak de beperkende factor blijven bij mestafvoer.