Nieuws

Ritnaaldschade in continuteeltmais: wat te doen?

Gepubliceerd op
12 november 2021

Dat schade optreedt in mais door ritnaalden (larven van de kniptor) na het scheuren van grasland is bekend. Dezelfde schade in continuteeltmais is nieuw en lijkt toe te nemen. In 2021 is in een drietal veldproeven gekeken naar de effecten van teelthandelingen op de schade. In een aantal maispercelen is de aanwezigheid van kniptorren gemonitord. De resultaten in dit eerste jaar zijn nog niet zonneklaar, maar geven aanleiding voor nader onderzoek. Een combinatie van maatregelen lijkt nodig om ritnaaldschade voldoende te beheersen.

Schade door ritnaalden in mais is een bekend probleem dat kan optreden na het scheuren van (langjarig) grasland. Nu er de laatste jaren ook schade wordt gemeld van percelen waar al een heel aantal jaren mais wordt geteeld, is dat aanleiding om dit in het onderzoeksprogramma PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw te onderzoeken. In 2021 zijn daarvoor twee sporen bewandeld:

  1. het vergelijken van teeltmaatregelen om te zien hoe dit de schade zoveel mogelijk beperkt, en
  2. kijken of de bron van de problematiek gevonden kan worden; zijn kniptorren (ritnaalden zijn larven van de kniptor) in maispercelen aanwezig?

Kniptorren zetten voor zover bekend hun eitjes vooral af in grasvegetaties. Dus hoe ontstaat een probleemperceel als daar al jaren mais geteeld wordt?

Teeltmaatregelen

Om het effect van teeltmaatregelen te bekijken zijn, na een brede oriëntatie, drie percelen in Twente en de Achterhoek geselecteerd voor vergelijking. Op deze percelen is de afgelopen jaren ritnaaldschade gevonden, terwijl er al jaren mais werd geteeld. In afstemming en samenwerking met de telers is hier steeds een aantal teeltmaatregelen (methode en tijdstip grond bewerken) bekeken. Elke maatregel werd steeds met en zonder behandeling met insecticide bekeken, als extra vergelijkende stap.

Zware aantasting; soms meerdere ritnaalden bij één plant
Zware aantasting; soms meerdere ritnaalden bij één plant

De resultaten van de drie proefvelden laten geen haarscherpe verschillen zien. Dit geldt zowel voor de teeltmaatregelen als voor wel of niet behandelen met insecticide. Er werden insecticide-effecten gezien, maar die waren niet steeds statistisch betrouwbaar. Daarnaast lijkt het erop dat bij minder intensieve grondbewerking meer schade aan de mais optrad. De grondbewerking waarnaar is gekeken was een vergelijking tussen ploegen en niet-kerende grondbewerking (NKG), en als tussenvorm NKG aangevuld met de graslandfrees. Het idee is dat intensievere grondbewerking meer ritnaalden doodt.

Daarnaast is op één locatie gekeken naar effecten van vroeger en later doden van de grasmat. Als er nog vers verterend materiaal in de grond aanwezig is, zou dat ervoor kunnen zorgen dat ritnaalden minder aangetrokken worden door de mais. Uit deze vergelijking konden echter geen conclusies worden getrokken. Al met al lijkt het erop dat er een combinatie van maatregelen nodig is om ritnaaldschade voldoende te beheersen.

Aanwezigheid kniptorren

Ritnaalden komen in een perceel terecht door de ei-afzet door kniptorren. De aanwezigheid van kniptorren in mais is in die maispercelen (Limburg, Noord-Brabant en Drenthe) gemonitord door vallen met sexferomonen. Deze trekken de kniptormannetjes aan, waardoor je een beeld krijgt van de aanwezigheid van de kevers, het populatieverloop en de soortensamenstelling.

Aanleg van de verschillende grondbewerkingsmethoden
Aanleg van de verschillende grondbewerkingsmethoden

Er werden drie verschillende feromonen gebruikt, gericht op verschillende soortensamenstelling van de kniptorren. Daarnaast werd op elke locatie een vergelijking gemaakt tussen ondergezaaide rietzwenk (gelijkzaai met de mais) en een later vanggewas. Het idee is dat een vroeg gezaaid grasvanggewas de mais aantrekkelijker maakt voor ritnaalden. Dit idee werd echter in de proef niet bevestigd; er kon geen verschil tussen de groenbemesters worden vastgesteld.