Persbericht

Doelen Duurzame Zuivelketen deels gerealiseerd; toename veestapel zorgt voor forse uitdagingen

Gepubliceerd op
11 januari 2018

In 2016 heeft de Duurzame Zuivelketen (DZK) haar doelen voor 2020 op het gebied van antibiotica, energie-efficiëntie en verantwoorde soja al behaald. Sinds 2015 is er ook sprake van een toename in het aandeel bedrijven met een vorm van weidegang. Door de groei van de veestapel en het melkproductievolume (+7,5%) stond de realisatie van doelen rond broeikasgassen, ammoniak en fosfaat in 2016 zwaar onder druk. Voor de doelen rond levensduur van melkkoeien en productie van duurzame energie geldt dat de afstand tot het doel juist groter is geworden in vergelijking met de resultaten van 2015. Voor dierenwelzijn en biodiversiteit is monitoring in ontwikkeling.

Goede resultaten antibiotica, weidegang, energie-efficiëntie en soja

Het antibioticagebruik is in 2016 bijna gehalveerd (-48%) ten opzichte van het door de SDa (Autoriteit Diergeneesmiddelen) gehanteerde referentiejaar 2009. Ook is de doelstelling dat 90% van de melkveebedrijven onder de zogenoemde SDa-actiewaarde voor antibioticumgebruik zit in 2016 ruimschoots gerealiseerd met 99,5% (afgerond 100%). De energie-efficiëntie, uitgedrukt in primair brandstofverbruik per 1.000 kg melk, is in 2016 opnieuw verbeterd. Met 57,5 m3 aardgasequivalenten per 1.000 kg melk ligt het voor het tweede jaar op rij onder het doelniveau van 62,0 m3 in 2020.

Het aandeel verantwoorde soja bedraagt sinds 2015 100%, conform het gestelde doel. Vanaf 2015 zijn melkveehouders verplicht alleen voer af te nemen van leveranciers die bijdragen aan verduurzaming van de sojateelt door de aankoop van RTRS-certificaten (Round Table on Responsible Soy) voor de hoeveelheid soja die zij verwerken in melkveevoeders.

DZK streeft naar behoud van het aandeel bedrijven met weidegang (81,2%, niveau 2012). In 2016 lag het aandeel op 78,9% en was er voor het tweede jaar op rij een toename. De dalende trend van 2013 en 2014 is daarmee gekeerd, maar nog niet gecompenseerd. Om het doel in 2020 te halen is voortzetting van de stijgende trend (+0,5% punt per jaar) nodig.

Toegenomen veestapel brengt doelen broeikasgassen, ammoniak en fosfaat in gevaar

Voor de thema’s broeikasgassen, ammoniak en fosfaat heeft DZK doelen in termen van absolute hoeveelheden om te voldoen aan afspraken met diverse overheden. Door een toename van de veestapel en daarmee van het melkproductievolume (+23,1% ten opzichte van nulmetingsjaar 2011) staan deze doelen zwaar onder druk.

Voor broeikasgasemissies wordt het doel klimaatneutraal ontwikkelen ten opzichte van 2011 met 16% overschreden en het doel om de emissie ten opzichte van 1990 met 20% te reduceren met 18%. Wel lag de emissie per kg melk in 2016 met 1,15 kg CO2-equivalenten voor het eerst onder het niveau van de nulmeting. Een verdere en structurele verlaging van de emissie per kg melk met 15% is nodig om, bij het huidige productievolume, de doelen voor 2020 te kunnen halen. De fosfaatexcretie van de melkveehouderij is in 2016 gedaald door lagere fosforgehaltes in ruw- en krachtvoer maar lag nog wel 4,6 miljoen kg (5,4%) boven het doel. Om onder het sectorplafond te komen, zijn in 2017 op initiatief van de zuivelsector fosfaatreductiemaatregelen geïntroduceerd met een beoogd reductieresultaat van 8,2 miljoen kg. Het ging hierbij om de regeling fosfaatreductieplan, de subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij en het voerspoor melkveehouderij.

De ammoniakemissie van de melkveehouderij bedroeg in 2016 54,0 miljoen kg (op basis van voorlopige cijfers) en lag daarmee 12,1 miljoen kg (29%) boven het doel voor 2020. Om verlaging van ammoniakemissie te stimuleren, wil de Duurzame Zuivelketen individuele bedrijven inzicht verschaffen via de KringloopWijzer.

Daling levensduur melkkoeien en productie van duurzame energie in 2016

De levensduur van melkkoeien is in 2016 gedaald naar vijf jaar, acht maanden en acht dagen en lag daarmee voor het eerst onder het niveau van de nulmeting. Een mogelijke oorzaak is de aankondiging van de fosfaatreductiemaatregelen waarop melkveehouders alvast hebben geanticipeerd. Voor het realiseren van de doelstelling is in de periode 2017-2020 een gemiddelde stijging van ongeveer 46 dagen per jaar nodig.

De productie van duurzame energie, uitgedrukt als percentage van de totale energieconsumptie in de zuivelsector, bedroeg in 2016 3,8%. Dit is een daling van ongeveer 25% ten opzichte van 2015 en is een gevolg van een lagere energieproductie via wind (slecht windjaar) en via co-vergisting van mest (co-vergistingsproducten met hoge gasopbrengst relatief duur en daardoor minder ingezet). Het realiseren van de doelstelling van 16% in 2020 vraagt, los van de oorzaken van de daling in 2016, een forse toename van productiecapaciteit voor duurzame energie. Er kan een onderschatting zijn van de productie van duurzame energie doordat alleen windmolens en/of co-vergisters van mest die volledig onderdeel zijn van melkveebedrijven zijn meegenomen.

Inspanningen

Naast de prestatiemonitoring over de voortgang op de doelen, is in de laatste sectorrapportage voor het eerst ook gerapporteerd over resultaten van de procesmonitoring. Deze monitoring maakt inzichtelijk welke inspanningen DZK heeft verricht om de doelen te realiseren. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • Inzet van instrumenten als de Energiescan, KoeKompas en de KringloopWijzer waarmee melkveehouders inzicht krijgen in de situatie op het eigen bedrijf en soms ook kunnen vergelijken met andere bedrijven.
  • De overstapservice nieuwe weiders, waarbij melkveehouders die weer willen gaan weiden gebruik kunnen maken van een tweejarig coachingstraject.
  • Ontwikkeling van een nieuwe test om op de boerderij inzicht te krijgen in welke pathogeen de veroorzaker is van (sub)klinische mastitis zodat die gericht bestreden kan worden.
  • Opzet van coöperatie Jumpstart die melkveehouders faciliteert in het verkrijgen van financiering, aanvragen van vergunningen en subsidies voor monovergisting.
  • Instellen van premies voor bij voorbeeld weidegang.
  • Instellen van verplichtingen zoals periodieke monitoring van de diergezondheid en het opstellen van Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsbehandelplannen.